KAREL//
Inmiddels ben ik ingewerkt op de nieuwe afdeling. Ik heb mijn draai aardig gevonden en leer de bewoners steeds beter kennen. Ik sta op een groep met 7 bewoners. Allemaal hebben ze in meer of mindere mate dementie. De komende periode zal ik de bewoners aan jullie voorstellen. Als eerste stel ik graag Karel aan jullie voor.
Karel had vroeger een boerderij en genoot best wat aanzien in het dorp waar hij woonde. Hij houdt van een grapje en van structuur. Een dag moet voor hem voorspelbaar zijn. Hij kan zich enorm storen als hij denkt dat zijn medebewoners aan het mopperen zijn. Karel kent veel oude liedjes uit zijn hoofd en zingt deze graag mee. Sommige liedjes horen bij bepaalde rituelen op de dag. Wanneer ik hem help met wassen een aankleden weet ik bijvoorbeeld al dat hij “Ik zing dit lied voor jou alleen” gaat inzetten. Als bewoners met elkaar, op hun eigen niveau, in gesprek zijn, of wanneer er een overdracht is, kan Karel ineens verrassend uit de hoek komen met een rake opmerking. Als je Karel net leert kennen zal hij je eerst uitproberen. Een glas water kan hij bijvoorbeeld ineens niet meer zelf vasthouden of hij is prompt vergeten wat je met een scheerapparaat moet doen. Als je hem uitnodigt tot staan blijft hij zitten en als hij mag blijven zitten gaat hij proberen te staan. Wanneer je hem beter leert kennen en als Karel door heeft dat je er vaker in de week bent, is het een vriendelijke man met een innemende lach.
Afgelopen zondag verzorgde ik Karel samen met een leerling verzorgende. We hadden netjes alle benodigdheden klaargelegd zodat we hem vlot konden helpen. Een schone broek en blouse mochten niet ontbreken. Karel had eerder op de ochtend aangegeven uit te willen slapen en zodoende stonden we rond een uur of tien aan zijn bed. Onder het zingen wordt Karel gewassen. We helpen hem met de steady (een hulpmiddel om een transfer te maken) in zijn rolstoel. De blouse trekt Karel altijd in de rolstoel aan. ‘Wat een leuke, hippe kleuren heeft de blouse Karel!’ complimenteer ik hem. ‘Daar zorgt mijn dochter voor, zuster. Die kan dat goed.’ Mijn leerlingcollega volgt het voorbeeld ‘en ook zo’n leuk model Karel, dat staat u vast goed. Echt op zijn zondags’ zegt ze tegen hem. Karel glundert van oor tot oor. We houden de blouse voor hem. Karel steekt zijn armen in de mouwen en daarna zijn armen omhoog. De blouse trekken we over zijn hoofd heen en Karel wil zijn armen weer naar beneden bewegen….
‘Het gaat niet zuster! Ik zit vast!’ Karel zijn armen hangen ergens halverwege en de blouse komt niet ver over zijn rug. Het ding lijkt veel te krap. We sjorren en trekken, maar er is geen beweging in te krijgen. Dan maar weer terug over het hoofd om de blouse uit te doen. Je kunt je voorstellen als je iets aan doet wat te krap is, dat het uittrekken van het krappe kledingstuk niet vanzelf gaat. Als de blouse eenmaal uit is kijkt mijn leerlingcollega in het label. ‘Maat M…’ zegt ze. ‘Maat M?’ herhaal ik. Ze knikt. ‘Ik heb geen M’ bromt Karel. ‘Ik denk dat deze blouse van uw kleinzoon is Karel…’ Karel schiet in de lach ‘Daar past Opa niet in!’
Als we niet veel later met Karel, in een goed passende blouse, aan de eettafel zitten, vertelt hij in geuren en kleuren het hele verhaal aan iedereen die het wil horen. In de rapportage voor de mantelzorgers schrijf ik volgende: “Wat een ontzettend leuke blouse lag er bij Meneer in de kast. Helaas vermoeden we dat de blouse van een kleinzoon is, want Opa Karel paste er niet in…”
Reactie plaatsen
Reacties