Anny Scheffers


Het is mijn vrijwilligersochtend in het verpleeghuis, waar mijn vader ook woont op de P. G. Afdeling. Meestal lees ik voor. De bewoners vinden het fijn om te luisteren naar mijn verhalen en ik geniet van de mensen en hun reacties

Als ik op de afdeling kom en iedereen goedemorgen wens, staan er al een aantal bewoners op. Zij herkennen mij en weten dat ik ga voorlezen .

Deze keer lees ik voor uit het boek Anansi. Dat is een slimme, zelfs listige spin uit Surinaamse volksvertellingen.

Allereerst ga ik naar mijn vader, op zijn vertrouwde plekje voor het raam. Hij is blij om mij te zien en toont een lach van oor tot oor. Ik geef hem een dikke knuffel op zijn kale kopje Hij ziet er goed uit voor zijn bijna 92 jaar.

Ik trek mijn jas uit en zie vanuit mijn ooghoek dat de bewoners zich al rond de tafel geschaard hebben.
Een van de dames (een klein tenger vrouwtje) vraagt aan mij:, "Het verhaal gaat over een spin, hè? Je was toch pas op de helft van het verhaal?"

Ik beaam dat en haal het boek uit mijn tas. Dit dametje is flink bij de pinken en heeft haar woordje altijd wel klaar. Heel ad rem, maar ze kan ook wel 100x vragen:"Heb je mijn dochter gezien? Weet ze wel dat ik hier ben?"
Ik stel haar gerust door haar te vertellen dat haar dochter weet dat ze hier woont, maar dat ze nu op haar werk is. Dat accepteert ze en gaat verder met wat haar hier in de huiskamer bezig houdt. Om vervolgens na een half uurtje weer naar haar dochter te vragen. En weer geef ik haar hetzelfde antwoord en weer is ze gerustgesteld. Zo gaat het door.

Ik begin met voorlezen en de bewoners zijn een en al oor. Geboeid zitten ze te luisteren. De meesten met gesloten ogen, om het rumoer om hen heen buiten te sluiten. Zo af en toe wordt er een opmerking geplaatst. Vooral ons kleine dametje kan zo heerlijk reageren. "nou, dat hoeft hij mij niet te flikken" of "dat is wel heel lief, dat gebeurt niet zo vaak"

Af en toe stop ik even met voorlezen. De bewoners doen gelijk hun ogen open en kijken mij vragend aan. Ik stel dan meestal een vraag die betrekking heeft op het stukje dat ik net voorgelezen heb. Daar komen de mooiste antwoorden op. Herinneringen van vroeger, of iets dat ze meegemaakt hebben, hier op de afdeling.

Maar ook zelfverzonnen verhalen. Net als een andere bewoonster zo mooi haar eigen verhaaltje kan vertellen,.
"Ik ben vanmorgen naar Den Haag geweest." Natuurlijk ga ik daar op in en vraag haar hoe ze daar naar toe is gegaan. "Met de trein", zegt ze heel serieus. "Heb je nog iemand meegenomen" , vraag ik dan. En dan, heel resoluut wijst ze een andere bewoonster aan. Die dan verwonderd opkijkt natuurlijk, zij weet van niets. Ik vraag of ze daar nog wat gekocht heeft. "Ja hoor , dit tasje" En trots steekt ze een oud, versleten tasje in de hoogte. Ik bewonder het en vraag of het duur was. Heel verrassend klinkt dan:"ja, wat dacht je?" Ja, dametje van stand, wat een mooi mensje ben je toch.

Daarna lees ik door tot het tijd voor de warme maaltijd is. Ik breng de bewoners naar hun eetplekje en ga, met hulp van een bewoonster, de tafel dekken.

Dan zit mijn vrijwilligerswerk er op. Mijn vader heeft genoten, zie ik. Ik geef hem nog een dikke knuffel en ga, na iedereen gedag gezegd te hebben, weer weg van de afdeling. Onderweg wordt er gevraagd: "Ga je weg?" En als ik dat bevestig, volgt gelijk het geijkte antwoord: "Wanneer kom je weer?" ik noem de dag waarop ik er weer zal zijn en vraag plagend "of mag ik niet meer terug komen?" Hier op krijg ik steevast het antwoord" Je mot terug komen " Dat is ons gebruikelijke afscheidmomentje.

De ochtend is weer voorbij gevlogen. Fijn dat de bewoners weer genoten hebben. En met een blij en dankbaar gevoel ga ik richting huis. Wie geniet er het meest van dit voorlezen? De bewoners of ik? Ik denk beide partijen. Ik hoop het nog heel lang vol te houden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.