Verpleegkundige

Gepubliceerd op 16 maart 2020 om 11:04

 

VERPLEEGKUNDIGE //
‘Wat fijn voor je! Van harte gefeliciteerd!’ ik krijg drie dikke kussen op mijn wangen. Het is nog geen zeven uur in de ochtend en ik heb al heel wat handen geschud en complimenten in ontvangst genomen. Ik loop nog net niet naast mijn schoenen van trots. Toch merk ik dat niet iedereen positief reageert. Er is vanmorgen één collega die niets tegen mij heeft gezegd. Bij de overdracht zit ze met haar armen over elkaar, haar lippen heeft ze samengeperst tot een smalle streep. Tijdens de ochtendzorg zegt ze het hoognodige. Ze doet echt anders vandaag en ik vraag mij af wat haar dwars zit.

Als we tegen een uur of elf met de bewoners aan de koffie zitten, krijg ik ook daar felicitaties. Ik merk dat mijn collega het gesprek een andere wending probeert te geven. Ze pakt de krant en begint de koppen op de voorpagina voor te lezen. Als ik op wil staan om een tweede ronde koffie in te schenken gaat de verpleegkundige-telefoon af die ik vandaag bij mij draag. ‘Met Wendeline, verpleegkundige van dienst’, zeg ik. Een collega van een andere afdeling heeft hulp nodig bij een onduidelijke medicatielijst. Omdat twee paar ogen samen meer zien en het belangrijk is dat er geen fouten met de medicatie worden gemaakt, vraagt de belster of ik even wil komen meekijken. Ik vertel haar dat ik er zo aankom. Als ik heb opgehangen zie ik dat mijn collega is gestopt met het voorlezen van de krantenkoppen. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes: ‘Hoe is dat nou om te zeggen dat je een ver-pleeg-kundige bent?’ Ze benadrukt het woord verpleegkundige met klem. ‘Euh, fijn…’ antwoord ik haar verbaasd. Nog voordat ik mij af kan vragen wat ze met deze opmerking wil, vervolgt ze haar relaas; ‘Je moet niet denken dat je nu meer bent dan ons. Verpleegkundigen zetten zichzelf zo op een voetstuk. Jullie denken altijd alles beter te weten en wij moeten maar naar jullie pijpen dansen. Zelfs de huisartsen vragen liever naar de verpleegkundige dan naar de verzorgenden. Alsof ik niets weet!’

Even weet ik niet zo goed wat ik moet zeggen, daarom probeer ik het eerst met wat humor om de scherpen kanten eraf te halen. ‘Als ik een voetstukje krijg bij mijn diploma-uitreiking, zal ik beloven dat ik hem laat staan en niet mee zal nemen.’ Mijn collega reageert niet. Ze kijkt me strak aan. Ik zucht. ‘Weet je,’ ga ik verder, ‘de afgelopen tweeëneenhalf jaar heb ik veel geleerd. Ik heb mijzelf nog meer verdiept in ziektebeelden en ik heb nieuwe vaardigheden geleerd. Ik ben getraind om in acute situaties te kunnen handelen, ik heb geleerd om collega’s te coachen, naar ze te luisteren en als het nodig is, om een besluit te nemen. Ik zal niet op een voetstuk klimmen. Maar je moet er wel op vertrouwen dat als er een situatie is waarin gehandeld moet worden, en ik je vraag iets te doen in het belang van de bewoner, ik weet wat ik doe. Als verpleegkundige ben ik niets meer dan jij, ik ben zelf ook verzorgende geweest. Wat zeg ik, ik ben zelfs ooit begonnen als voedingsassistent… Een team heeft elkaar nodig, ongeacht welke functie je hebt. En een team functioneert alleen als iedereen zijn of haar kennis kan en mag inzetten. Zo helpen we elkaar en kunnen we van elkaar leren.’

Mijn collega knikt. Ze staat op van tafel en verzamelt de kopjes ‘Iemand nog koffie?’

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.