Vanmorgen tijdens de overdracht hoor ik dat bij mevrouw een morfine pompje gestart is. Ik schrok daar wel van. Gisteren was namelijk besproken om de nodige pijn medicatie wel te geven maar andere medicatie die nu niet meer echt noodzakelijk was te stoppen. Volgens de collega’s wilde mevrouw deze ook niet meer innemen en om haar comfort te bieden is er gestart met een pompje. Ik ben in de loop van de morgen bij mevrouw gaan kijken. Ze was erg onrustig. ‘Ik denk dat ze moet plassen’ zegt haar dochter. Mevrouw was niet incontinent dus haalde we de ondersteek. Dit lukte niet. In overleg met de arts is er besloten om een katheter te plaatsen. Ik heb de benodigde materialen gehaald en ik vroeg aan de dochter of ze erbij wilde zijn of liever weg wilde.
‘Ik wil graag helpen, mag dat?’ zei ze. ‘Tuurlijk zeg ik, dan kan je me assisteren’. Het was heel mooi om dit samen met haar te doen. Mevrouw was ook rustig zo met haar dochter erbij. Af en toe kreunde ze, haar dochter zei zachtjes dat we haar hielpen. Het voelde vertrouwd. Toen we klaar waren hebben we haar op haar zij gedraaid. Mevrouw was meteen een stuk rustiger.
Het verdriet is van de dochter haar gezicht te lezen. Toch is ze opgelucht dat haar moeder nu rustig slaapt.
‘Ik heb er echt moeite mee’ zegt mijn collega wanneer ik haar later spreek. ‘Ik heb echt een goede klik met mevrouw’. ‘Soms is het ook moeilijk’ zeg ik. En ik sla een arm om haar schouder. ‘Je hebt ook intensief de familie begeleid’ zeg ik.
Gelukkig heeft deze collega vanavond dienst en kan ze mevrouw nog verzorgen.
Reactie plaatsen
Reacties